Selecteer een pagina

‘Mama, een boot!’, ‘Mama, fiets!’, ‘Mama, kraan… is héél hoog!’, ‘Mama, tram! En trein! En busssss!’. Terwijl ik me met het zweet op mijn rug een weg baan door de honderden voetgangers en fietsers achter het Centraal Station zie ik voor me een klein vingertje om de paar seconden de lucht in gaan. In het fietsstoeltje zit mijn dochter eersterang met perfect uitzicht op het drukke Amsterdam. Want druk, dat is het. Een fietstocht van een half uurtje naar een vriend is voor mijn dochter een ware ontdekkingstocht. Want wat komt ze onderweg veel tegen. En reken maar dat ze alles signaleert. Haar vingertje maakt overuren en ik vermoed de radertjes in haar hoofd ook. Eenmaal thuis ‘vertelt’ ze vol enthousiasme aan papa wat we allemaal gezien hebben onderweg, maar ondertussen zie ik ook dat ze moe is.

Zo’n fietstocht door een drukke stad ken ik niet uit mijn jeugd. Ik groeide op in een dorpje in Overijssel waarbinnen een fietstocht van een half uur niet eens mogelijk was. Ja, het kon wel, maar dan kwam je terecht in een ander dorp, of midden in het bos. En ongetwijfeld wees ik ook naar alles om me heen: naar die grote boom, die lieve poes of die mooie vogel. Maar de intensiteit was anders. De enorme indrukken die mijn dochter tijdens zo’n fietstocht opdoet zijn anders dan die tijdens een fietstocht door een dorp. Hoe mooi ik Amsterdam ook vind, sinds mijn dochter bij me is vind ik het ineens zo veel.

Er is zoveel geluid, er zijn zoveel mensen, zoveel beweging, zoveel ruis. Zoals ik er jaren van genoot, zo heftig vind ik het nu. Omdat ik het bekijk vanuit de ogen van mijn dochter. Wat is het veel informatie voor zo’n klein meisje! Ik had voor mijn zwangerschap nooit verwacht dat ik twijfels zou zetten bij een leven in Amsterdam voor mijn kindje. Maar nu ze eenmaal in vol ornaat bij ons is zijn die twijfels er zeker. De grap van deze bewustwording is misschien nog wel het meest dat mijn kleine meisje toch ook geniet van al deze drukte. Al duurt onze fietstocht drie uur en voert hij ons dwars over de Dam en door de Kalverstraat, haar enthousiasme over alles wat ze ziet zal onverminderd voortduren. Maar dat van mij niet.

‘Maar er komt een moment waarop zij zelf die fiets op stap, zonder zijwieltjes…’

Zolang zij veilig op dat stoeltje voor op mijn fiets zit zal het allemaal wel goed gaan. Maar er komt een moment waarop zij zelf die fiets op stapt. Het moment waarop ze ‘Kijk mama, met zonder zijwieltjes!’ roept en zelf op ontdekkingstocht gaat in de buurt. Rondjes fietsen tot de zon onder gaat. Net zoals ik dat vroeger deed, in dat kleine dorp van ons. Het vertrouwen in mijn dochter is er wel, maar het vertrouwen in dat hele grote Amsterdam voor mij wat minder. En dus gaan we weg. Verhuizen naar een stad die net wat minder druk is. Naar een wijk waar de driewielers in grote getalen over de straat racen, hun route uitgestippeld in stoepkrijt. Waar het geluid van de vogels de overhand heeft boven de trams en bussen. Waar het allemaal nét wat minder druk is. Voor ons een gulden middenweg.